Masaa’il-ul-Jaahiliyyah.

Aspecten uit de Tijd van Onwetendheid (Masaa’il-ul-Jaahiliyyah) door Shaychoel-Islaam Ibn Soelaymaan At-Tamiemie rahiemehoellaa.

Voorwoord:

Alle lof behoort toe aan Allaah en moge de vrede en zegeningen van Allaah op Zijn boodschapper, Muhammad rusten. Voor u ligt de Nederlandse vertaling van een klassiek stuk werk geschreven door één van de grootste Imaams uit de geschiedenis, Shaikh-ul-Islaam Muhammad Ibn ‘Abd-il-Wahhaab, rahimahullaah. Het boek Masaa’il-ul-Jaahiliyyah (Aspecten uit de Tijd van Onwetendheid) is een kleine behandeling bestaande uit enkele pagina’s, welke eigenlijk een samenvatting beslaat van een lijst met 128 punten – iedere punt representeert een aspect van geloof of praktisering waar de mensen uit de tijd van onwetendheid zich mee bezig hielden, waar Islaam oppositie tegen voerde.

Er zijn meerdere tekstuele bronnen af te leiden van Imaam Ibn ‘Abd-il-Wahhaab’s behandeling, allemaal variërend in hun hoeveelheid punten en de volgorde die daarbij gehanteerd is. Bijvoorbeeld, Shaikh ‘Abdur-Rahmaan Ibn Hasan Aali Shaikh geeft in Fat’h-ul-Majeed (pag. 310) weer dat het uit 120 punten bestaat. Andere bronnen, zoals Ad-Durar geven het weer met 127 punten. Desondanks, de tekst vorm was meerdere keren gedrukt om verschillende redenen, bestaande uit 128, 129 en 131 punten. De bron waar wij onze vertaling op hebben gebaseerd was een soort brochure of pamflet die aan ons gegeven is door 1 van onze broeders uit Jemen, welke gratis was gedrukt en verspreid door ‘Daar Al-Watan of Riyaad, Saudi Arabia’. Deze versie bevat 128 punten.

De tekst van deze uitgave is een aantal jaren geleden globaal vertaald op een bandje, toen Shaikhs Saleem Al-Hilaalee en Abu Anas Hamad Al-’Uthmaan naar Engeland kwamen om het te onderwijzen.



Introductie:

Het betreffende onderwerp van deze les is van groot belang, daar de aspecten uit de Tijd van Onwetendheid nog steeds niet gestopt zijn in hun belijdenis ervan tot op de dag van vandaag. De mensen die oproepen naar deze dwalende overtuigingen en handelingen uit de Tijd van Onwetendheid zijn er in grote getale, zoals de vernieuwers en de mensen van begeerten.

Het woord Masaa’il hier verwijst naar de verschillende aspecten die gepraktiseerd werden door de mensen uit de tijd van onwetendheid, dit gaat van geloof, daden, uitspraken tot handelingen ideologieën en gebruiken. Het woord Al-Jaahiliyyah (Tijd van Onwetendheid) is een aanduiding voor de periode voor de komst van de Islaam. Het komt van het woord al-jahl, wat onwetend betekent. Aangezien de aspecten waar deze mensen uit de pre-islamitische tijd zich aan hielden zich niet baseerden op een bron van leiding of ze moesten van voorgaande openbaringen zijn die afgeweken en bewerkt zijn. Daarom schreef Allaah deze benaming toe aan dit moment, vanwege de ondankbaarheid waar deze mensen zich vanuit hun overtuigingen, handelingen en methodologie, mee bezig hielden. En Hij benoemde het niet één keer in Zijn Glorieuze Boek, behalve op het punt dat Hij het veroordeelde en verwierp, zoals die evident staat aan de volgende 4 ayaat, welke de enige keren zijn dat het woord Al-Jaahiliyyah weer wordt gegeven in de Nobele Koran:


“…maar een andere groep dacht in hun zelfzucht op een onterechte manier over Allaah – zoals men in al-Jaahiliyyah (de Tijd van Onwetendheid) dacht...” [Soerah aal-’Imraan [3:154]

“Is het de rechtspraktijk uit al-Jaahiliyyah (de Tijd van Onwetendheid) die zij nastreven? Wie heeft een betere rechtspraktijk dan Allaah voor de mensen die overtuigd zijn?” [Soerah al-Maa’idah [5:50]

“En blijft in jullie huizen en vertoont jullie niet in alle openheid zoals vroeger in al-Jaahiliyyah (de Tijd van Onwetendheid).” [Soerah al-Ah’zaab [33:33]

“Toen zij die ongelovig zijn de trots en hoogmoed – de trots en hoogmoed van al-Jaahiliyyah (de Tijd van Onwetendheid)…” [Soerah al-Fath’ [48:26]


De tijd en omgeving waarnaar de boodschapper van Allaah naartoe was gestuurd; was een tijd van onwetendheid. Het was een tijd waarin de mensen van het Arabische schiereiland standbeelden en afgodsbeelden aanbaden, zich overgevend aan zieke mensen, die hun pas geboren dochters levend begroeven, waarin stammen jaren lang elkaar om hun vetes bevochten, en slaveneigenaren hun slaven zwaar mishandelden. Dit was het moment waarbij leiding niet aanwezig was, en zij die de boeken, ooit geopenbaard door Allaah, hadden veranderd om zo een klein deeltje van dit wereldse leven te verkrijgen. Niettemin waren de mensen niet op de hoogte van het onderscheid tussen waarheid en onwaarheid, hierdoor ontwikkelden ze vele handelingen en mengden talloze overtuigingen waarvoor Allaah geen toestemming heeft gegeven. Deze manieren en overtuigingen waren de uitdagers waar de profeet mee te maken kreeg, toen hij met de leiding en de Godsdienst der waarheid kwam. Hierop gaf Allaah het bevel aan Zijn boodschapper weerstand en oppositie te voeren jegens de ongelovigen, tegen datgene waarin zij geloofden en deden, behalve hetgeen Hij toestond te laten voortduren.

De Tijd van Onwetendheid werd dus het tegenovergestelde van Islaam. De auteur van dit boek, Imaam Muhammad Ibn ‘Abdil-Wahhaab, rahimahullaah, verwijst naar dit waardevolle punt in de introductie van zijn essay, zeggende: “ Daar wanneer er sprake is van (het begrip van) één kant van het tegengestelde, het positieve van de andere kant die daar weer tegengesteld aan is, duidelijk gemaakt kan worden. Door middel van het tegenovergestelde van iets, worden de belangen die ertoe doen zichtbaar.”

Dus als iemand de éne kant van de tegengestelde zijde bestudeert, welke de aspecten uit de Tijd van Onwetendheid beslaan, kan men in dit geval beter inzicht en begrip doen verkrijgen door de andere zijde van het tegengestelde te bestuderen, wat de Islaam is. Gezien de reden tot ontworteling van de vele valse en misleidende handelingen en overtuigingen die populaire was in die tijd en omgeving, middels de boodschap van Islaam. Hierdoor hopen we dat de lezer een betere begrip krijgt van waar Islaam uit bestaat, door hetgeen er tegengesteld aan is te aanschouwen.

Ondanks dat de Tijd van Onwetendheid bestond uit ongelovigen, door het gemis aan de komst van Islaam in die tijd, zijn deze overtuigingen en handelingen universeel. Zelfs vandaag de dag zouden we Moeslimien kunnen aantreffen die zich inlaten met deze handelingen en overtuigingen, waar de ongelovigen van toen (voor de komst van Islaam) zich mee bezig hielden. Maar toch realiseren zij zich dit niet, en het dan met de Islaam mixen, ervan uitgaande dat het een onderdeel is van de Islaam. Als zo’n individu dit essay leest en bestudeerd en ziet dat de handelingen die gezien worden als een onderdeel van de Godsdienst, zoals het bidden naar begrafenissen bijvoorbeeld, wat in feite een gebruik is die toegeschreven werd aan het ongelovige volk uit de Tijd van Onwetendheid, men op dit punt in staat zal zijn om het kwade ervan te begrijpen en het te vermijden.

Imaam Ibn ‘Abd-il-Wahhaab, rahimahullaah, toont meer dan 100 verschillende aspecten waar de mensen van de Tijd van Onwetendheid zich mee bezig hielden, maar dat betekent nog niet dat deze gebruiken gelimiteerd zijn tot het huidige aantal, omdat er honderden meer zijn dan die er benoemd kunnen worden. We moeten ons realiseren dat hij deze behandeling in de eerste plaats heeft geschreven als verwijzing naar zijn tijd, iets meer dan 200 jaar geleden. Hij waarschuwde dus tegen bepaalde overtuigingen en handelingen die zich afspeelden onder de Moeslimien van zijn tijd, die leken op of in feite overgenomen waren uit de Tijd van Onwetendheid.

Ter illustratie, de profeet zei:
“Doe de polytheïsten niet na – knip de snorren bij en laat de baard groeien.”
Overgeleverd door al-Boekhaarie en Moesliem. Zie Irwaa-ul-Ghaleel van al-Albaanie (pag. 77) Deze h’adieth is een helder bewijs om het tegenovergestelde te doen aan wat de mensen uit de Tijd van Onwetendheid deden, echter de auteur, rahimahullaah, heeft deze niet in zijn boek opgenomen. Waarschijnlijk vanwege het feit dat de meeste mensen zich aan de profetische gebruiken (Soennah) hielden, waardoor er hier geen broodnodige aanleiding voor was. Allaah weet het beter.

Derhalve is het van zeer groot belang, zelfs voor vandaag, vanwege de vele aspecten die door de mensen van de Tijd van Onwetendheid werden uitgevoerd vandaag de dag hun doorgang vinden tot in de Moesliem landen toe. Maar de bekommering is er niet om de ongelovigen die doorgaan zich aan deze praktijken over te geven, maar om de Moeslimien die blindelings deze gebruiken hebben overgenomen en ze zien als een onderdeel van de Godsdienst. Sommige van deze gebruiken beslaan blinde opvolging, verdeeldheid en versplintering in de Godsdienst, er niet in te slagen gehoorzaam te zijn aan degene die leiding heeft, fanatici voor een bepaalde groep, het nemen van begraafplaatsen van oprechte mensen als plaatsen van aanbidding en het spreken over Allaah zonder kennis. Alle van de voorgaand genoemde gebruiken vinden heden ten dage nog steeds plaats onder de Moeslimien, en toevlucht wordt bij Allaah gezocht.

Wij vragen Allaah dat Hij het de Moeslimien die dit lezen toe staat de mogelijkheid te creëren om lering te trekken uit deze gebruiken uit de Tijd van Onwetendheid waartegen Islaam in opstand kwam. En dat wanneer hun handelingen of overtuigingen lijken op die van de genoemde aspecten, dat zij deze vermijden in plaats van zich in te laten met het tegenovergestelde, wat dan bestaat uit de zuivere Godsdienst van Allaah. Waarlijk, Hij is de Enige waar wij op vertrouwen en de Enige die toestemming verleend.



Aspecten uit de Tijd van Onwetendheid (Masaa’il-ul-Jaahiliyyah) door Shaikh-ul-Islaam Muhammad ibn ‘Abd-il-Wahhaab.

Dit zijn de aspecten (gebruiken) die de mensen van de Tijd van Onwetendheid – zowel de mensen van het Boek als de anderen – zich aan hielden, waar de boodschapper van Allaah weerstand tegen bood. Ze zijn van zaken waar iedere Moesliem kennis van behoort te bezitten. Daar wanneer er sprake is van (het begrip van) één kant van het tegengestelde, het positieve van de andere kant die daar weer tegengesteld aan is, duidelijk gemaakt kan worden. Door middel van het tegenovergestelde van iets, worden de belangen die ertoe doen zichtbaar.

De belangrijkste aspecten (uit de Tijd van Onwetendheid) en meest gevaarlijke in termen van gevaar is de afwezigheid van geloof (Imaan) in het hart, waar de boodschapper van Allaah mee gekomen is. En wanneer goedkeuring voor hetgeen waar de mensen uit de Tijd van Onwetendheid zich mee bezig hielden wordt hieraan (afwezigheid van geloof) toegevoegd, dan is dat is er totale vernietiging bereikt, want Allaah zegt:


“…En zij die in het onware geloven en aan Allaah geen geloof hechten, zij zijn het die de verliezers zijn.” [Soerat al-’Ankaboet [29:52]

[1] Zij verrichten hun aanbidding door oprechte mensen in hun smeekbeden te mixen met de aanbidding van Allaah. Zij deden dit slechts met het verlangen dat deze (oprechte mensen) als bemiddelaars van nut zullen zijn tegenover Allaah, gebaseerd op hun idee dat Allaah hiervan houd en dat deze oprechte mensen van Hem hielden. Allaah zegt:
“En zij dienen (aanbidden) in plaats van Allaah wat hen niet schaadt en niet van nut is en zij zeggen: ‘Dezen zijn onze bemiddelaars bij Allaah.’…” [Soerah Joenes [10:18]

En Hij zegt:
“Zij die zich (anderen) in plaats van Hem (als) beschermers nemen (zeggen): ‘Wij dienen (aanbidden) hen slechts opdat zij ons nader tot Allaah brengen.’…” [Soerah az-Zoemar [39:3]

Dit is het grootste punt waarin de boodschapper van Allaah hen tegen stond. Daarop bracht hij oprechtheid (het doen van daden in oprechtheid voor Allaah alleen en voor niemand anders) en informeerde dat het de Godsdienst van Allaah is, waar alle boodschappers mee zijn gezonden. En hij informeerde ons dat de handelingen niet worden geaccepteerd (door Allaah), behalve die (daden) oprecht (voor Hem alleen) verricht zijn. En hij informeerde dat wie er ook goed keurt wat zij (polytheïsten) goed keurden, Allaah dan het Paradijs voor hen verboden heeft en dat zijn laatste bestemming in het Hellevuur zal zijn.

Het is vanwege dit aspect dat de mensheid verdeeld wordt in Moeslimien en ongelovigen. En het is vanwege dit dat vijandigheid de kop op steekt. Om deze reden was Jihaad wettig verklaard, zoals Allaah zegt:
“Strijdt tegen hen tot er geen fitnah meer is, en de gehele Godsdienst alleen Allaah toebehoort. En als zij dan ophouden doorziet Allaah wel wat zij doen.” [Soerah al-Anfaal [8:39]

[2] Zij deelden zich in de Godsdienst op tot sekten. Allaah zegt:
“…en behoort niet tot de veelgodendienaars (polytheïsten) – tot hen die hun Godsdienst opsplitsten en tot sekten zijn geworden; Elke sekte verheugt zich over wat zij hebben.” [Soerah ar-Roem [30:31-32]

Zij delen zich ook op in groepen als het gaat om hun wereldse kwesties, en zij zagen dat als iets dat juist is om te doen. Daarom schrijft Allaah eenheid en eensgezindheid in de Godsdienst voor, zeggende:

“Hij verordineert voor jullie van de (zelfde) Godsdienst wat Hij aan Noeh’ (Noach) had opgedragen en wat wij aan jou geopenbaard hebben en wat Wij aan Ibrahiem (Abraham), Moesa (Mozes) en ‘Isa (Jezus) hadden opgedragen (zeggende): ‘Houdt de Godsdienst in stand en splitst jullie daarin niet op in groepen.” [Soerah as-Shoeraa [42:13]

En Hij zegt: “Waarlijk, zij die hun Godsdienst opsplitsen en tot sekten zijn geworden, met hen heb jij niets gemeen…” [Soerah al-An’aam [6:159]

Hij heeft ons verboden om hetzelfde te zijn als hen, zeggende:

“Weest niet zoals zij die zich in groepen opsplitsten en van mening verschilden, nadat de duidelijke bewijzen tot hen waren gekomen.” [Soerah aal-’Imraan [3:105]

En Hij heeft ons de opsplitsing tot sekten in de Godsdienst verboden:

“En houdt samen (stevig) vast aan het touw van Allaah, en weest niet onderverdeeld.” [Soerah aal-’Imraan [3:103]

[3] Zij zagen de handelingen van verzet tegen de gezaghebbende en het niet tot een overeenkomst komen met hem als iets deugdzaams. En zij zagen de handelingen van het luisteren en gehoorzamen als iets dat vernederend en verlagend is. Hier voerde de boodschapper van Allaah oppositie tegen en beval dat geduld opgebracht moest worden wanneer er onderdrukking van de leider wordt ondergaan. En hij beval naar hen te luisteren en te gehoorzamen1, en (hen) te adviseren. Hij sprak hier uitgebreid over, bracht het constant naar voren en herhaalde het.

Deze drie aspecten zijn samengevoegd in navolging van wat de profeetﻲﻠﺼ heeft nagelaten, uit de twee Saheehs, dat hij gezegd heeft: ‘Waarlijk, Allaah is met drie dingen tevreden voor je: 1. Dat je niet(s) aanbid behalve Allaah en dat je niets aan Hem gelijk stelt, 2. Dat jullie samen, allemaal, stevig aan het Touw van Allaah vasthouden en niet verdeeld raken in groepen, en 3. Dat jullie wederzijds advies geven aan diegene aan wie Allaah autoriteit over jullie zaken heeft gegeven.’ Saheeh Moesliem (no. 1715) en Saheeh al-Boekhaarie (3/270)

1De boodschapper van Allaah heeft gezegd: “Horen (luisteren) en gehoorzamen is (verplicht) voor de Moesliem, zowel waar hij van houdt als wat hij haat, zo lang hij niet beveelt wordt met ongehoorzaamheid (aan Allaah). Dus als hij bevolen wordt met ongehoorzaamheid (aan Allaah), dan is er geen horen (luisteren) en gehoorzamen.Saheeh al-Boekhaarie: Boek der Wetten (no. 7144) en Saheeh Moesliem: Boek der Leiderschap (no. 1839) uit de h’adieth van ibn ‘Oemar.

Er zijn geen enkele gebreken ontstaan in de godsdienstige en wereldse zaken van de mensheid, behalve wanneer deze drie aspecten geschonden werden, of één daarvan.

[4] Hun godsdienst fundeerde zich op bepaalde principes, waarvan de grootste Taqlied (blindelings opvolgen) was. Dit was het grootste principe van alle ongelovigen – de eersten en de laatsten van hen – zoals Allaah zegt:


“En zo hebben wij vóór jouw tijd (O Muhammad) geen waarschuwer naar een stad gezonden zonder dat haar inwoners die een luxe leven leidden zeiden: ‘Wij hebben gemerkt dat onze vaderen tot een (geloofs-) gemeenschap behoorden en in hun spoor gaan wij verder.’” [Soerah az-Zukhroef [43:23]

En Hij zegt: “En als tot hen gezegd wordt: ‘Volgt wat Allaah heeft neergezonden op’, zeggen zij: ‘Welnee, wij volgen dat na, waarvan wij merken dat onze vaderen zich eraan hielden.’ Ook dan soms, als de Satans hen tot de bestraffing van de vuurgloed oproepen?” [Soerah Loeqmaan [31:21]

Dus openbaarde Hij deze ayah: “Zeg: ‘Ik roep jullie tot slechts één ding op – dat jullie je getweeën en afzonderlijk voor Allaah opstellen en dan nadenken (over het leven van de profeet). In jullie medeburger (Muhammad) is geen bezetenheid…’” [Soerah as-Saba’ [34:46]

En Zijn ayah: (Zeg tegen de ongelovigen): ‘Volgt wat van jullie Heer naar jullie is neergezonden en volgt in plaats van Hem geen andere beschermers; Hoe weinig laten jullie je vermanen!” [Soerah al-A’raaf [7:3]

[5] Tot hun grootste principes behoorde de misleiding van de (opvolging van de) meerderheid, dat als bewijs gebruikend tegen de juistheid van een affaire.2
Ook gebruikten zij om de onterechtheid van iets aan te tonen, het feit dat het vreemd was en dat haar aanhang gering was. Dus schreef Allaah het tegengestelde hieraan voor en Hij verklaart dit op vele plaatsen in de koran.

[6] Zij vertrouwden op (de gebruiken van) hun voorvaders als bewijs (voor hun handelen), zoals gevonden kan worden in Zijn ayah:
“…Hoe is het dan met de eerdere generaties gesteld?” [Soerah TaHa [20:51]
3

2Zij vonden dat hoe meer aanhang een ideologie of een slechte gebruik had, hoe groter de juistheid ervan was. Dus wanneer zij zagen dat het aantal volgelingen van de waarheid laag was en de volgelingen van bedrog hoog, verkozen zij het bedrog boven de waarheid. Allaah verwerpt dit op vele plaatsen in de Koran, de minderheid aanmoedigend en de meerderheid veroordelend, zoals Hij zegt: “Weinig van Mijn dienaren zijn dankbaar.” [Soerah Saba’ [34:13]

3Dit werd door de Faraa-o gezegd toen de profeet Moesa (Mozes) naar hem toe kwam met de waarheid van zijn Heer. Het argument van Moesa wat gebaseerd op openbaring, terwijl het argument van de Faraa-o was gebaseerd op logica. Aldus vroeg hij Moesa of hetgeen hij aanhaalde de waarheid is, en wat er dan gebeurt met de vroegere generaties die hier nooit vanaf wisten noch deze weg opvolgden. Betekent dit dat zij allemaal ongelijk hebben en dat jij gelijk hebt? Hierop was het antwoord dat Moesa gaf: “De kennis daarover is bij mijn Heer, in een Boek. Mijn Heer dwaalt niet en vergeet niet.” ?” [Soerah TaHa [20:52]

En Zijn ayah: “Wij hebben hiervan bij onze vaderen die er eertijds waren nooit gehoord.” [Soerah al-Moe’minoen [23:24]4

[7] Ten behoeve van de bewijsvoering, ging men uit van de aanname dat zij een volk waren die kracht was gegeven voor begrip en arbeid, evenals voor heerschappij, bezit en rang. Allaah weerlegde dat met de ayah: “Wij hadden hun zoveel macht gegeven als Wij aan jullie niet hebben gegeven… (O Quraish!)” [Soerah al-Ahqaaf [46:26]

En Hij de Verhevene zei: “…Voordien hadden zij om bijstand gevraagd tegen hen die ongelovig zijn. Toen dan dat wat zij al wisten tot hen kwam (bijv. een profeet), hechtten zij daar geen geloof aan…” [Soerah al-Baqarah [2:89]

En Hij de Verhevene zei: “Zij aan wie Wij het Boek gegeven hebben, kennen hem (Muhammad) zoals zij hun zonen kennen.” [Soerah al-Baqarah [2:146]5

[8] Als bewijs om het ongelijk van een bepaalde affaire vast te stellen, gebruikten zij het feit dat alleen de zwakkeren het volgden, zoals het in de volgende ayah van Allaah te vinden is: “Zij zeiden: ‘Zullen wij jou geloven terwijl jij alleen maar gevolgd wordt door de allerverachtelijksten?'' [Soerah as-Shoe’araa-e [26:111]
6

En Hij zegt (volgens wat zij zeggen): “…Zijn zij het aan wie Allaah vanuit ons midden een gunst moest bewijzen?…” [Soerah al-An’aam [6:53]

Aldus werd dit argument door Allaah weerlegd: “…Weet Allaah niet het best wie de dankbaren zijn?” [Soerah al-An’aam [6:53]

[9] Zij gingen door en namen als voorbeeld hun kwaadaardige en doorgedraaide geleerden en aanbidders. Hierop openbaarde Allaah de ayah: “Jullie die geloven! Veel van de (Joodse) schriftgeleerden en de (Christelijke) monniken verteren de bezittingen der mensen door bedrog en versperren hen (mensheid) van de weg van Allaah…” [Soerah at-Tawbah [9:34]

En Hij de Verhevene zegt:
“…Gaat niet (in tot extremen) in jullie godsdienst (door te geloven in iets) anders dan de waarheid. En volgt niet de nutteloze ah’waa (neigingen) van mensen die vroeger al dwaalden, en die velen hebben misleid, en die van de Juiste Weg afgedwaald zijn.” [Soerah al-Maa’idah [5:77]

4Dit is wat de mensen van Noeh’ (Noach) ter verwerping van hem zeiden.

5Deze vers verwijst naar de Christenen en de Joden die de profeet Muhammad beter kenden dan hun eigen kinderen, door hetgeen zij aan beschrijvingen in de oude geopenbaarde Boeken hadden gelezen.

6Dit was het antwoord die Noeh’ van zijn mensen kreeg toen hij ze opriep om alleen Allaah te aanbidden. Aldus zei hij na hun argument gehoord te hebben het volgende: “En hoe kan ik weten wat zij gedaan hebben?” [Soerah as-Shoe’araa-e [26:112]

[10] Zij gebruikten het volgende argument om de onwaarheid van een godsdienst kracht bij te zetten: dat degenen die volgden, een laag niveau van begrip bezaten en een zwak geheugen, zoals Allaah de Wijze ons mee deelt: “…en wij zien dat jij alleen maar ondoordacht gevolgd wordt...” [Soerah Hoed[11:27]7

[11] Zij gebruikten een ontvluchtende en valse manier van beredenering ter bewijsvoering, zoals het geval, in wat Allaah ons mee deelt: “…Jullie zijn slechts mensen zoals wij…” [Soerah Ibrahiem [14:10]8

[12] Zij verwierpen de juiste en ware manier van beredenering. De reden voor de gebeurtenis van dit aspect en voor die van één ervoor kwam door een tekort aan begrip, van hun kant, in de vergelijkingen en verschillen (bijv. de gelijkenissen en verschillen tussen de profeten en de normale mensen).

[13] Zij gingen over tot in het extreme als het gaat om hun geleerden en oprechte mensen, zoals we dat vinden in Zijn ayah:
“Mensen van het boek! Gaat niet te ver in jullie godsdienst (door de aangegeven limieten van Allaah te overschrijden) en zegt over Allaah alleen maar de waarheid…” [Soerah an-Nisaa-e [4:171]

[14] Alles wat in het voorgaande genoemd is, baseert zich op een principe, welke het ontkennen of bevestigen is. Aldus volgden zij hun h’awaa (innerlijke verlangens, begeerten) en vermoedens terwijl zij zich afhouden van wat Allaah aan hen geopenbaard heeft.

[15] Zij waren gewoon te beweren dat zij ‘het niet konden begrijpen’, als een excuus voor het niet opvolgen van wat Allaah aan hen geopenbaard had, zoals Allaah verteld:
“En zij zeggen: ‘Onze harten zijn verzegeld.” [Soerah al-Baqarah [2:88]

En Hij zegt: “Zij zeiden: ‘O Shu’aib, wij begrijpen niet veel van wat jij zegt…’” [Soerah Hoed [11:91]

Daarom heeft Allaah ze verklaard tot leugenaars en duidelijk gemaakt dat hun onbegrip te wijten is aan de verzegeling van hun harten, en dat de verzegeling van hun harten voort kwam uit hun ongeloof.

[16] Zij ruilden wat van Allaah kwam met boeken over magie, zoals Allaah dit weergeeft in Zijn ayah:
“En toen tot hen een gezant van Allaah kwam die bevestigde wat zij hadden, veronachtzaamde een groep van hen aan wie het boek gegeven was het boek van Allaah, achterbaks, alsof zij van niets wisten! En zij volgden wat de satanische makkers (aan valse magie) over de heerschappij van Soelaimaan voorlazen…” [Soerah al-Baqarah [2:101-102]

7Dit was het antwoord die Noeh’ kreeg van enkele van de stamhoofden van onder zijn mensen, toen hij ze opriep om niets te aanbidden behalve Allaah. Zij beweerden dat alleen zij die hem volgden arm en zwak waren, en dat ze het “ondoordacht (zonder erover na te denken)”, deden.

8Dit was het antwoord van de mensen van Noeh’ , ‘Aad en Thamoed , toen hun profeten hen opriepen alleen Allaah te aanbidden.

[17] Zij schreven hun leugens toe aan de profeten, zoals Allaah mee deelt: “…en Soelaimaan was niet ongelovig…” [Soerah al-Baqarah [2:102] en Zijn ayah: “Ibrahiem was geen Jood noch Christen...” [Soerah aal-’Imraan [3:67]9

[18] Zij spreken zichzelf tegen in hun verwantschappen, daar zij zich verwant beschouwen aan Ibrahiem, desondanks komen ze openlijk voor de dag met hun losbandigheid ten aanzien van de navolging aan hem.

[19] Zij lasterden en beschuldigden vrome mensen volgens de handelingen van anderen die in nauwe relatie stonden met hen (vromen). Een voorbeeld hiervan is te vinden in de lastering van de Joden tegen ‘Isa (Jezus) en de Christenen en Joden in hun laster tegen Muhammad.
10

[20] Zij geloofden dat de tovenarij van de tovenaars en consorten, kwam door de wonderen van de vrome mensen. Zo schreven zij het toe aan de profeten, zoals hun verwijt aan het adres van Sulaimaan.

[21] Zij verrichten aanbidding door met hun handen te fluiten en te klappen.
11

[22] Zij beschouwden hun godsdienst als amusement en spel.12

[23] Zij waren begoocheld door het tegenwoordige leven. Zij namen de wereldse materiële geschenken van Allaah waar, als een aanwijzing voor Zijn tevredenheid13, zoals Hij zegt: “En zij zeiden: ‘Wij hebben zeer veel bezittingen en kinderen; Wij zijn het niet die gestraft worden.’” [Soerah Saba’ [34:35]

9Hier weerlegt Allaah de beweringen van de Joden en Christenen. Ieder van hen vernieuwde hun eigen godsdienst en schreven het daarna toe aan bepaalde profeten, zoals toen de Joden hun magie toeschreven aan Soelaimaan en de Christenen hun vervalste godsdienst toeschreven aan Ibrahiem. Aldus verklaarde Allaah de werkelijkheid van deze zaken in deze twee ayaat.

10De Joden lasterden en beschuldigden ‘Isa via zijn moeder, Maryam, voor het begaan van overspel. Allaah zegt hierover: “En wegens hun (Joden) ongeloof, hun geweldige kwaadsprekerij over Marjam (dat ze overspel gepleegd zou hebben)! [Soerah an-Nisaa-e [4:156]

11Het bewijs hiervoor is te vinden in de ayah van Allaah dat over de ongelovigen gaat: “En hun sallaat bij het huis (Ka’bah) is slechts gefluit en handgeklap. Proeft dan de bestraffing ervoor dat jullie ongelovig waren.” [Soerah an-Anfaal [8:35] Dit punt is verbonden met de volgende; dat de ongelovigen dit deden omdat zij hun godsdienst als spel en amusement beschouwden.

12A
llaah verwerpt dit, zeggende: “En laat hen maar die hun godsdienst als spel en tijdverdrijf beschouwen. Het tegenwoordige leven begoochelt hen.” [Soerah al-An’aam [6:70]

13Dit betekent dat hoe meer de wereldse zaken versteld doen staan, hoe meer diegene het gevoel heeft dat Allaah tevreden met hem en zijn goede staat is, ongeacht of het een ongelovige is.

[24] Zij weigerden om de waarheid binnen te gaan wanneer zij zagen dat ze al voor zijn gegaan door de zwakkeren en de armen – vanwege trots en minachting – en zo openbaarde Allaah: “En jaag hen niet weg die hun Heer in de morgen en de avond aanroepen terwijl zij Zijn aangezicht zoeken. [Soerah al-An’aam [6:52]14

[25] Zij hielden voet bij stuk dat de waarheid vals is, gebaseerd op hun argument dat de zwakke en arme mensen hun voorging in het accepteren ervan. Dit volgens wat Hij zegt: “Zij die ongelovig zijn zeggen tegen hen die geloven: ‘Als het iets goeds was hadden zij het niet eerder dan wij gekregen.’…” [Soerah al-Ahqaaf [46:11]

[26] Zij tahreef (verdraaiden) het Boek van Allaah na het te hebben begrepen opzettelijk.
15

[27] Zij realiseerden leugenachtige boeken en schreven ze toe aan Allaah, zoals we kunnen lezen in Zijn ayah: “Wee hen die het boek eigenhandig schrijven en dan zeggen: ‘Dit komt van Allaah.’…” [Soerah al-Baqarah [2:79]

[28] Zij accepteerden niets van de waarheid, behalve dat wat overeen kwam met hun partij/groep. Allaah zegt: “En als er tot hen (Joden) gezegd wordt: ‘Gelooft in wat Allaah heeft neergezonden.’ Zeggen zij: ‘Wij geloven (alleen) in wat tot ons is neergezonden.’ En zij geloven niet in wat erna gekomen is, terwijl dat juist de waarheid is, ter bevestiging van wat zij hebben…” [Soerah al-Baqarah [2:91]

[29] Maar zelfs ondanks dit hadden zij niet eens kennis genomen, van waar de partij/groep in gelooft, zoals Allaah die verduidelijkt met Zijn ayah: “…‘Waarom hebben jullie dan de profeten van Allaah gedood, als jullie gelovig zijn?” [Soerah al-Baqarah [2:91]

[30] Het behoort te de wonderbaarlijke tekenen van Allaah dat wanneer deze mensen afstand deden van de opdracht van Allaah om een eenheid te vormen, en begonnen te doen wat Allaah van het kwade had verboden, waardoor het volgende het geval was: “Iedere groep verheugt zich op wat zij hebben.”

[31] Het is ook van de wonderbaarlijke tekenen van Allaah dat deze mensen de hoogste graad van haat hadden jegens de godsdienst waar zij zich bij hadden aangesloten, terwijl zij een liefde hadden voor de godsdienst van de ongelovigen – zij die vijanden van hen en hun profeet waren. En hun beproeving was zo groot naar gelang hun liefde (voor de godsdienst van hun vijanden). Zoals zij deden met de profeet ﻲﻠﺼwanneer zij hem naderden met de godsdienst van Moesa, terwijl zij (in werkelijkheid) de boeken der magie volgden. En dat kwam van de godsdienst van de mensen van de Faraa-o.

14Nadat deze ayah aangehaald is, zegt Allaah: “Zo hebben Wij door sommigen anderen in verzoeking gebracht, zodat zij zouden zeggen: ‘Zijn zij het aan wie Allaah uit ons midden een gunst moest bewijzen?’ Weet Allaah niet het best wie de dankbaren zijn?” [Soerah al-An’aam [6:53]

15Allaah zegt: “En onder hen is er een groep die hun tongen verdraaien bij (het voorlezen van) het boek, zodat jullie zullen denken dat het uit het boek is, terwijl het niet uit het boek is. En zij zeggen: ‘Het komt van Allaah’. Terwijl het niet van Allaah komt. [Soerah aal-‘Imraan [3:78]

[32] Zij waren ongelovig aan de waarheid wanneer deze gevonden werd bij iemand die ze niet mochten of waar men niet mee tot overeenstemming kon komen. “De Joden zeggen: ‘De Christenen baseren zich op niets.’ En de Christenen zeggen: ‘De Joden baseren zich op niets.…” [Soerah al-Baqarah [2:113]

[33] Zij verwierpen wat zij zagen als een onderdeel van hun Godsdienst, zoals zij deden tijdens de Hajj naar de Ka’bah. Allaah zegt: “En wie anders wendt zich af van het geloof van Ibrahiem (zuivere Tawh’eed) dan wie zichzelf laat verdwazen?” [Soerah al-Baqarah [2:130]

[34] Iedereen van de groepen beweerde de uitverkorene (juiste) te zijn. Echter Allaah verklaarde hen tot leugenaars met Zijn ayah: “…Lever jullie bewijs maar als jullie gelijk hebben.” [Soerah al-Baqarah [2:111]

Dan toont Hij aan wat juist is, zeggende: “Welnee! Wie zich geheel aan Allaah overgeeft en goed doet, die ontvangt zijn beloning bij zijn Heer.” [Soerah al-Baqarah [2:112]

[35] Zij ondergingen hun handelingen van aanbidding terwijl ze hun schaamdelen bloot stelden, zoals Allaah zegt: “En wanneer zij iets gruwelijks doen zeggen zij: ‘Wij hebben bevonden dat onze vaderen er zich aan hielden…” [Soerah al-A’raaf [7:28]

[36] Zij aanbaden door het toegestane te verbieden, op dezelfde manier als dat zij aanbaden door partners aan Allaah toe te kennen.

[37] Zij namen hun aanbidding in acht door hun rabbijnen en monniken als heren te nemen naast Allaah.

16De polytheïsten deden Hajj, maar op een andere (verkeerde) manier dan die van hun voorvader Ibrahiem. Door dit te doen, verwierpen zij de juist manier voor het verrichten van Hajj. Dit ging gepaard met de plaatsing van afgodsbeelden rond de Ka’bah en langs de plaatsen Safaa en Marwaa, de tawaaf verrichtend rond de Ka’bah in naakte toestand, en fluitend en klappend in gebed bij de Ka’bah. De profeet werkte hen tegen in al hun handelingen van de Hajj en stichtte de juiste manier voor het verrichten van de Hajj volgens de Soenna.

17
Zoals gevonden kan worden in Zijn ayah: “Niemand zal het Paradijs binnen gaan behalve wanneer hij een Jood of een Christen is…” [Soerah al-Baqarah [2:111]

18“Wie zich geheel aan Allaah overgeeft.” Verwijst naar oprechtheid en “en goed doet” verwijst naar de handelingen volgens de Soennah – de twee toestanden voor de acceptatie van een goede daad – oprechtheid en overeenkomstig met de Soennah, en Allaah weet het best.

19Allaah zegt: “En zegt niet van iets waarover jullie tongen bedrog uiten: ‘Dit is toegestaan en dit verboden.’ Om over Allaah bedrog te verzinnen. Zij die over Allaah bedrog verzinnen, hun zal het niet welgaan.” [Soerah an-Nah’l [16:116]

20Dit staat in verband met de laatste over dat het eerste punt verwijst naar de onderwezen geleerden van onder de mensen van het boek die het toegestane verbieden en de verboden toe te staan. Het volgende punt verwijst naar hen van onder de mensen van het boek die deze slechte geleerden opvolgden, op zo’n manier dat zij hem gehoorzamen in de wijzigingen van de bevelen van Allaah, zij namen hen in werkelijkheid aan als goden naast Allaah. Allaah zegt: “Zij (Joden en Christenen) namen hun schriftgeleerden en hun monniken tot heren in plaats van Allaah…” [Soerah at-Tawbah [9:31]

[38] Zij ontkenden de eigenschappen van Allaah, zoals Allaah zegt: “Jullie dachten echter dat Allaah niet veel wist van wat jullie deden.” [Soerah Foessilat [41:22]21

[39] Zij ontkenden de Namen van Allaah, zoals Allaah zegt: “…maar toch hechten zij geen geloof aan ar-Rahmaan (de Erbarmer).” [Soerah ar-Ra`ad [13:30]22

[40] Zij ondergingen ta’teel (ontkenning van de Namen en Eigenschappen van Allaah), zoals we vinden in het argument van de mensen van de Faraa-o.23

[41] Zij schreven tekorten toe aan Allaah, zoals (het hebben van) een kind, afhankelijkheid en vermoeidheid, terwijl zij sommige van deze tekortkomingen bij hun religieuze leiders verwijderen (ontkennen).24

[42] Zij bezigden shirk in de Almacht (Mulk) van Allaah, zoals gevonden kan worden in de overtuigingen van de Majoos.25

[43] Zij verwierpen al-Qadar (Voorbestemming).26

[44] Zij misbruikten al-Qadar als excuus tegenover Allaah.

[45] Zij kwamen in opstand tegen de Wetgeving van Allaah door Zijn Goddelijke Voorbeschikking (als een smoes).

21De Eigenschap van Allaah die in deze vers ontkend werd door hen, was die van Zijn Kennis.

22De Naam die zij ontkenden volgens de ayah was ar-Rahmaan.

23Ook bij de opzet van het bestand van Hubaidiyah toen de profeet tegen ‘Aliy zei om ‘Bismillaah-ir-Rahmaan-ir-Rahiem’ Waartegen de ongelovigen in opstand kwamen en hem vertelden om alleen ‘Bismillaah’ te schrijven en dat zij niet weten wie ar-Rahmaan en ar-Rahiem was. Dit is ook een voorbeeld van hun ta’teel, of ontkenning van de Namen en Eigenschappen die Allaah Zichzelf heeft toegekend.

24
Een tekortkoming die de ongelovigen toeschreven aan Allaah was dat Hij een kind zou hebben, zoals gezien kan worden in wat de Joden beweren; over dat Zijn zoon Uzayr was en de Christenen; dat Zijn zoon Jezus was. Zelfs de polytheïsten (mushrikien) beweerden dat de engelen de dochters van Allaah waren! Een andere tekortkoming was hun bewering dat Allaah vermoeid raakt en rustte na de schepping van hemelen en de aarde. Maar Allaah raakt niet vermoeid, daar Hij deze beweringen verwerpt in de ayah: “Wij hebben de hemelen en de aarde en wat er tussen beide is in zes dagen geschapen en Wij zijn niet door uitputting overvallen.” [Soerah Qaaf [50:38] En in de volgende ayah geeft Allaah een voorbeeld van hoe de Joden Hem gierigheid toeschreven: “En de Joden zeggen: ‘De hand van Allaah is gebonden.’ Hun handen zijn gebonden en zij worden vervloekt om wat zij zeggen!” [Soerah al-Maa’idah [5:64] Allaah heeft dus de meest volmaakte Namen en Eigenschappen en Hij is ver verwijderd van al hetgeen de ongelovigen valselijk aan Hem toeschrijven zonder bewijs.

25De Majoos geloofden dat ‘donker’ en ‘licht’ twee goden waren, daarentegen zijn dat twee scheppingen van de Almacht van Allaah (Mulk), aangezien Hij Degene is die de dag en de nacht bestuurd. Zij nemen dus de nacht en het licht als goden naast Allaah, dit is shirk m.b.t. de Mulk (Heerschappij) van Allaah.

26De profeet zei: “Iedereen die zich op de wangen slaat, zijn kleren verscheurd en de gebruiken van Jaahiliyyah (Tijd van Onwetendheid) uitroept, behoort niet tot ons.” (Sahieh al-Boekhaarie en Moesliem) Daar het tot de gebruiken uit de Tijd van Onwetendheid behoorde om al-Qadar te verwerpen, en aangezien de mensen tijdens de Tijd van Onwetendheid zich op de wangen sloegen en de kleren verscheurden wanneer het nieuws van tegenslag hen bereikte.

[46] Zij vloeken over de tijd zoals we kunnen vinden in wat zij zeggen: “Er is alleen maar ons tegenwoordige leven; wij sterven en wij leven en alleen door ad-Dahr (de tijd) worden wij omgebracht…” [Soerah al-Jaathiyah [45:24]

[47] Zij schreven de zegeningen van Allaah aan iemand anders dan aan Hem toe, zoals Hij zegt: “Zij kennen de zegeningen van Allaah en dan ontkennen zij die (door anderen te aanbidden naast Allaah).” [Soerah an-Nah’l [16:83]

[48] Zij waren ongelovig aan de tekenen van Allaah.

[49] Zij verwierpen enkele van hen (de tekenen).

[50] Zij zeiden:
“…Allaah heeft niets tot een mens neergezonden…” [Soerah al-An’aam [6:91]

[51] Over de Qor-aan zeiden zij: “Dit zijn slechts woorden van een mens.” [Soerah al-Muddatthir [74:25]

[52] Zij vielen de wijsheid van Allaah de Almachtige aan.

[53] Zij hadden verschillende agenda’s – beiden verborgen en zichtbaar – om zo hetgeen waar de boodschappers mee kwamen af te stoten. Dit zien we in de ayah:
“Zij maakten plannen en Allaah maakte plannen, maar Allaah is de beste plannenmaker.” [Soerah aal-’Imraan [3:54]

En Zijn ayah: “Een groep van de mensen van het boek zegt: ‘Gelooft aan de aanvang van de dag in wat op hen die geloven is neergezonden, maar west aan het einde ervan ongelovig; zodat zij misschien zullen zij terugkeren’” [Soerah aal-’Imraan [3:72]

27Wanneer de zegeningen van Allaah aan iemand anders dan aan Hem worden toegeschreven is dat shirk aan Zijn Heerschappij (Rubbubiyyah) omdat Allaah de enige is die alle zegeningen schenkt, zoals Hij zegt: “En welke zegening jullie ook toevalt, het komt van Allaah.” [Soerah an-Nah’l [16:53]

28 De tekenen van Allaah kunnen onderverdeeld worden in twee typen: Natuurlijke tekenen en Godsdienstige tekenen. Allaah stuurt beide van deze twee soorten tekenen naar de mensheid om ze te overdenken, zodat zij geleid mogen worden. Tot de natuurlijke tekenen behoren de hemelen, de sterren, de maan, de schepping van de mens, enz. Allaah maant ons om over deze tekenen na te denken: “In de schepping van de hemelen en de aarde, in het verschil van nacht en dag, in de schepen die op zee varen met wat nuttig is voor de mensen, in het water dat Allaah uit de hemel laat neerdalen om daarmee de aarde te doen herleven nadat zij dood was, in dat Hij allerlei dieren erop heeft verspreid, in het besturen van de winden en in de wolken die voortgedreven worden tussen hemel en aarde zijn tekenen voor de mensen die verstandig zijn.” [Soerah al-Baqarah [2:164] En Hij zegt: “Wij zullen hun Onze tekenen aan de horizonten en in henzelf laten zien zodat het voor hen duidelijk wordt dat dit (Koran) de waarheid is…” [Soerah Foessilat [41:53] Tot de godsdienstige tekenen behoren de Koran en alle andere wonderen waar de profeet mee gezonden is, zoals de splijting van de maan, waar de mushrikien ongelovig aan waren, zoals Allaah zegt: “Het uur is nabij gekomen en de maan is gespleten. Maar als zij een teken zien wenden zij zich af en zeggen: ‘Voortdurende tovenarij.’ En zij loochenen het en zij volgen hun grillen.” [Soerah al-Qamar [54:1-3]

29Dit beweerden de Joden toen de boodschapper van Allaah naar hun toe kwam. Maar toch ging dat tegen hun eigen overtuiging in, omdat zij geloofden in de openbaring van Allaah aan Ibrahiemﻲﻠﺼ. Allaah verwierp dit met de ayah: “Zij hebben Allaah niet op zijn juiste waarde geschat...” [Soerah al-An’aam [6:91] Het volgende punt staat in verband met deze, in dat wanneer de mensen uit de Tijd van Onwetendheid verwierpen dat Allaah iets aan de mensen heeft geopenbaard, dit zorgde ervoor dat wat de profeet naar hen toe bracht, alleen maar de woorden van een man waren.

[54] Zij kwamen overeen met de waarheid om een manier te vinden om het terug te drijven, zoals Allaah heeft aangetoond in de voorgaande ayah.

[55] Zij zijn fanatiek voor een bepaalde madh’ab (overtuiging, school), zoals te vinden is in Zijn ayah over wat zij zeggen: “En gelooft slechts hen die jullie godsdienst volgen…” [Soerah aal-’Imraan [3:73]

[56] Zij bestempelden de manier waarop de Islaam beleden werd als een vorm van shirk (toekenning van partners in de aanbidding van Allaah). Dit wordt door Allaah genoemd in Zijn ayah: “Het past geen mens dat Allaah hem het boek, de oordeelskracht en het profeetschap geeft en dat hij dan tot de mensen zal zeggen: ‘Weest dienaren van mij in plaats van dienaren van Allaah.’ Maar wel: ‘Weest rabbaniyoen (godgeleerden), doordat jullie het boek onderwijzen en doordat jullie het bestuderen.’ En ook niet dat hij jullie beveelt de engelen en de profeten tot heren te nemen. Zou hij jullie bevelen ongelovig te zijn, nadat jullie je (aan Allaah) hebben overgegeven?” [Soerah aal-’Imraan [3:79-80]

[57] Zij verdraaiden de woorden vanuit hun originele opmaak.

[58] Zij bekritiseerden de woorden uit het Boek.

[59] Zij bestempelden de mensen van leiding met lelijke namen zoals ‘Sabiër’ en ‘Hashawee’ (rebel).

[60] Zij verzonnen leugens over Allaah.

[61] Zij waren ongelovig aan de waarheid.

[62] Zij verkeerden in een staat dat wanneer ze geconfronteerd werden met bewijs, zij hun beklag deden bij de koning (of leider), zoals Allaah zegt:
“De voornaamsten uit het volk van Fir’aun zeiden: ‘Zul jij toelaten dat Moesa en zijn volk op de aarde verderf zaaien…?’” [Soerah al-A’raaf [7:127]

[63] Zij beschuldigden hen (de profeten) van het zaaien van onrust in het land, zoals in de (voorgaande) ayah genoemd is.

[64] Zij beschuldigden hen van het belasteren en kleineren van de godsdienst van de koning (of leider), zoals Allaah zegt: “De voornaamsten uit het volk van Fir’aun zeiden: ‘Zul jij toelaten dat Moesa en zijn volk op de aarde verderf zaaien en dat hij jou en jouw goden verlaat?’…” [Soerah al-A’raaf [7:127] En Hij zegt (de Faraa-o citerend): “…Ik ben bang dat hij jullie godsdienst zal veranderen…” [Soerah Ghaafir [40:26]30

[65] Zij beschuldigden hen van het belasteren en kleineren van de goden van de koning, zoals uit de (voorgaande) vers op te maken is.

[66] Zij verweten hun het veranderen van de godsdienst, zoals Allaah zegt: “…Ik ben bang dat hij jullie godsdienst zal veranderen of verderf op aarde zal verspreiden.” [Soerah Ghaafir [40:26]

[67] Zij verweten hun het belasteren en kleineren van de koning (leider), zoals Allaah zegt: “De voornaamsten uit het volk van Fir’aun zeiden: ‘Zul jij toelaten dat Moesa en zijn volk op de aarde verderf zaaien en dat hij jou en jouw goden verlaat?” [Soerah al-A’raaf [7:127]

[68] Zij beweerden dat zij handelden volgens de waarheid die bij hen was, zoals we dat kunnen vinden in Zijn ayah: “Zeggen zij: ‘Wij geloven in wat tot ons is neergezonden.’…” [Soerah al-Baqarah [2:91], terwijl (in werkelijkheid) ze er afstand van hadden genomen.

[69] Zij voegden (nieuwe) dingen toe aan hun aanbidding, zoals gedaan werd op de dag van ‘Aashoeraa.

[70] Zij zouden verminderingen aanbrengen in hun aanbidding, zoals zij niet meer stopten bij de berg van ‘Arafa.

[71] Zij stopten uit vroomheid met het verrichten van verplichte handelingen.

[72] Zij deden hun aanbidding gepaard met het verlaten van de goede dingen die hen zijn geschonken.

[73] Zij aanbaden Allaah zonder Hem te verheerlijken.31

[74] Zij riepen de mensen op tot dwaling, zonder kennis.

[75] Zij riepen de mensen op tot ongeloof, terwijl ze het wisten.

[76] Zij beraamden krachtige plannen, zoals gedaan werd door de mensen van Noeh’.32

[77] Hun leiders bestonden uit twee soorten: of hij was een kwaadaardige geleerde of hij was een onwetende aanbidder. Dit is het geval wanneer Allaah zegt: “Begeren jullie dan dat zij (Joodse rabbijnen) geloof aan jullie hechten? En dat terwijl er onder hen een groep (rabbijnen) is die het woord van Allaah (Torah) gehoord had. Toen verdraaiden zij het, nadat zij het begrepen hadden en terwijl zij beter wisten. Wanneer zij (Joden) hen die geloven (Moeslimien) ontmoeten, zeggen zij: ‘Wij geloven’. Maar wanneer zij (alleen) onder elkaar zijn zeggen zij: ‘Zullen jullie (Joden) hen (Moeslimien) vertellen wat Allaah aan jullie openbaar gemaakt heeft, zodat zij het bij hun Heer als argument tegen jullie kunnen gebruiken? Hebben jullie (Joden) dan geen verstand? Of weten zij niet dat Allaah weet wat zij in het geheim en wat zij openlijk doen? Onder hen (Joodse rabbijnen) zijn er ongeletterden die het boek op verzinsels na niet kennen en die alleen maar vermoedens hebben.’” Soerat al-Baqarah [2:75-78]

30Dit is wat de Faraa-o tegen zijn mensen zei toen Moesa naar hem toe kwam met de waarheid van zijn Heer. Daarom waarschuwde hij hen voor hem, hem beschuldigend dat hij de godsdienst van hun leider wilde veranderen.

31Allaah verwerpt de laatste twee handelingen van valse vroomheid met de ayah: “Zeg: ‘Wie heeft de mooie kleding van Allaah die Hij voor Zijn dienaren heeft voortgebracht, en de goede dingen van de levensbehoeften verboden?’…” [Soerah al-A’raaf [7:32]

32Allaah zegt dat Noeh’ zei: “En zij hebben grote listen beraamd.” [Soerah Noeh’ [71:22]

[78] Zij beweerden dat zij de awliyaa (vrienden/aanhangers) van Allaah zijn in tegenstelling tot alle andere mensen.

[79] Zij beweerden van Allaah te houden, terwijl zij Zijn Goddelijke Wetten hadden geloochend. Waarop Allaah hen beproefde:
“Zeg (O Muhammad): ‘Als jullie Allaah (werkelijk) liefhebben, volgt mij dan en Allaah zal jullie liefhebben en jullie je zonden vergeven.’…” [Soerah aal-’Imraan [3:31]33

[80] Zij rekenen op valse hoop, zoals zij zeggen: “Het vuur zal ons slechts een beperkt aantal dagen treffen.” Soerah al-Baqarah [2:80]34 En zoals zij zeggen: “Alleen de Joden en de Christenen zullen het Paradijs binnen gaan.” [Soerah al-Baqarah [2:111]

[81] Zij namen de graven van oprechte mensen tot plaatsen van aanbidding (masaajid).
35

[82] Zij namen de bezochte plaatsen van de profeten tot gebedsplaatsen, zoals verteld is op gezag van ‘Oemar.36

[83] Zij plaatsten lampen op de graven.

[84] Zij namen deze (begraafplaatsen) tot locaties ter viering van de vakanties.

[85] Zij maakten offers op de begraafplaatsen.

[86] Zij zochten naar zegeningen van de overblijfselen en op de plaatsen die door gezaghebbende en eervolle personen bezocht zijn, zoals het geval was met de centrale verzamelplaats in de stad (Daar An-Nadwah). De mensen die er toen macht over hadden bluften en schepten erover op, zoals verteld werd aan H’akiem ibn Hazzaam (toen hij Daar An-Nadwah verkocht): ‘Jij hebt de eer van Quraish verkocht.’ Waarop hij antwoordde: “Alle eer is voorbij gegaan behalve die van vroomheid (Taqwaa).”

33Allaah stelt hier een voorwaarde om van Allaah te houden, dat iedereen die beweert van Hem te houden, de daad bij het woord moet leggen en dat het moet blijken uit de handelingen die verricht worden. De handelingen waar Hij naar verwijst, die de ware liefde voor Hem kenschetst, is het volgen van de Soennah van Zijn boodschapper, wat in feite zijn voorgeschreven wet is.

34Dit was de valse aanname van de Joden.

35Aa’ishah, heeft overgeleverd dat de profeet tijdens de ziekte waaraan hij is gestorven heeft gezegd: ‘Moge Allaah de Joden en de Christenen vervloeken, zij namen de graven van hun profeten tot masaajid (gebedsplaatsen).’
Overgeleverd door al-Boekhaarie (3/159), Moesliem (2/67) en Ahmad (6/80)

36 In de periode van het kalifaat van ‘Oemar ibn al-Khattaab, begonnen de mensen hun gebeden te verrichten bij ‘Aqabah, een historische plek waar de metgezellen hun eed van trouw aan de profeet hadden afgelegd. Daarom besloot ‘Oemar om de boom om te hakken, omdat het geen voordeel bracht en om te voorkomen dat deze plek waar de profeet is geweest, tot een gebedsplaats verwordt. Saheeh al-Boekhaarie.

[87] Zij schiepen op en waren vol trots over hun afkomst.

[88] Zij verachten de stambomen (verre afkomst van anderen).

[89] Zij zochten (hoopten) naar (op) de komst van regen door middel van de sterrenbeelden (in plaats van Allaah).
37

[90] Hun vrouwen weeklaagden en betreurden voor de besmetten ( An-Niyaaha).38

[91] Het meest eervolle van hun gebruiken was het bluffen en opscheppen over hun lijn van afkomst. Daarop openbaarde Allaah een openbaring.

[92] Het meest eervolle van hun gebruiken was ook het bluffen en opscheppen, zelfs wanneer daar reden toe was. Allaah verbood dat.

[93] Het individuele fanatisme en overdrijving voor iemands partij/groep, of dat zij nou eerlijk of leugenaars zijn, het bleef een gewoonte. Aldus openbaarde Allaah aangaande deze kwestie.

[94] Hun godsdienst bestond uit het verantwoordelijk stellen van mensen voor de criminele daden van anderen. Waarop Allaah openbaarde:
“Niemand is belast met de last van een ander.” [Soerah al-An’aam [6:164]

[95] Zij waren gewoon om een persoon belachelijk te maken over de rug van een ander. Dit zien we in wat de profeet zei (tegen Abu Dharr, toen hij aan het discussiëren was met Bilal en hem ‘zoon van een zwarte vrouw’ noemde): “Veroordeel jij hem vanwege zijn moeder? Voorzeker, jij bent een man met (aspecten uit) Jaahiliyyah (de Tijd van Onwetendheid) in je!” (Overgeleverd in al-Boekhaarie (1/80 en 81) van de h’adieth van Abu Dharr.)

[96] Zij bluften en schiepen op over dat zij de zorgdragers van het Huis (van Allaah, Ka’abah) waren. Aldus berispte Allaah hen, zeggende: “In jullie (Quraish) hoogmoed erover (Koran) terwijl jullie ‘s nachts onzin uitkraamden.” [Soerah al-Mu’minoen [23:67]39

37Hierover zegt Allaah: “Maar jullie maken het tot jullie dagelijkse kost het te loochenen.” [Soerah al-Waqi’a [56:82]

38Deze laatste 4 aspecten (87-90) zijn samen te vinden in een h’adieth, overgeleverd door Imaam Moesliem, rahimahullaah, in zijn Saheeh, waarin de profeet heeft gezegd: ‘Er zijn in mijn ummah vier dingen uit de Tijd van Onwetendheid die niet weg zullen gaan: 1. De trots voor de voorouders, 2. Iemands afstammen verachten, 3. De hoop op regen door middel van sterrenbeelden, en 4. Het geweeklaag van de vrouwen over de zieken.’ En hij zei verder: ‘Als deze jammerende vrouw geen berouw toont voor haar sterven, zal zij op de Dag der Opstanding gerezen worden in een gewaad van vloeibare pekel en een mantel van doornen.

39 De ongelovige polytheïsten zagen zichzelf als de beschermers en zorgdragers van de Ka’abah, maar Allaah weigerde dit, zeggende: “Maar waarom zou Allaah hen niet bestraffen als zij de weg naar al-masjid al-h’araam (de heilige moskee) versperren, en er niet de beschermers van zijn.”

[97] Zij bluften over hun situatie dat ze afstammen van de profeten. Hierop openbaarde Allaah de ayah: Dat is een gemeenschap die voorbijgegaan is. Haar komt toe wat zij verdiend heeft en jullie komt toe wat jullie verdiend hebben.” [Soerah al-Baqarah [2:134]

[98] Ook schepten zij op over hun handel, zoals de koopman zichzelf hoger dan de boeren beschouwde.
40

[99] Het wereldse leven streelde hun harten, zoals gevonden wordt in Zijn ayah: “En zij zeiden: ‘Had deze Koran niet tot een aanzienlijke man uit de beide steden neergezonden kunnen worden? (Mekka en Taa’if)?’” [Soerah az-Zukhroef [43:31]41

[100] Zij probeerden over Allaah te oordelen, zoals uit Zijn (voorgaande) ayah blijkt.

[101] Zij keken neer op het arme volk. Daarop openbaarde Allaah:
“En jaag hen niet weg die hun Heer in de morgen en de avond aanroepen terwijl zij Zijn aangezicht zoeken. [Soerah al-An’aam [6:52]

[102] Zij beschuldigden hen die de boodschappers volgden van te weinig oprechtheid, en van het verlangen van wereldse doelen. Hierop gaf Allaah hen als antwoord: “…Jij hoeft geen enkele rekenschap van hen te vragen…” [Soerah al-An’aam [6:52]
en andere gelijksoortige ayaat.

[103] Zij waren ongelovig aan het bestaan van engelen.

[104] Zij waren ongelovig aan de boodschapper (gestuurd door Allaah).

[105] Zij waren ongelovig aan de geopenbaarde boeken (van Allaah).

[106] Zij keerden zich af van wat was verkondigd over Allaah.

[107] Zij waren ongelovig aan de Laatste Dag.


40
De Quraish waren welvarende handelaren die altijd handelstransacties aangingen, ervoor reizend naar verschillende delen van het land. Zoals ze naar Shaam ging in de winter, en naar Yemen in de zomer. Het waren dus rijke mensen, en ze zagen zich daarom als hoger zijnde dan de mensen die arbeid moesten verrichten voor hun geld, zoals de boeren en de landbouwers.

41De polytheïsten van Mekka hadden bezwaar dat Allaah de Qor-aan niet had geopenbaard aan een bekende rijke man, zoals Waleed ibn ‘Utbah of Hishaam ibn Mugheerah, daar deze twee gezien werden als de meest nobele, hoge, wijze en machtigste mensen van Mekka en Taa’if. Zij waren degenen met het meeste bezit en kinderen. Aldus beweerden zij dat deze twee mensen meer recht hadden op de boodschap en de profeetschap dan Muhammadﻲﻠﺼ. Zij beweerden dit alleen maar omdat ze ingenomen waren met het wereldse leven en haar weelde, en dat is wat hen ertoe aanzette om op zo’n manier, dat alleen zij met bezit passend waren voor iedere hoge en hooghartige positie.

[108] Zij waren ongelovig aan de ontmoeting met Allaah (op de Dag des Oordeels).

[109] Zij negeerden enkele van de aspecten waar de boodschappers (van Allaah) over informeerden over de Laatste Dag, zoals gevonden is in Zijn ayah:
“Dat zijn zij die geen geloof hechten aan de ayaat (tekenen) van hun Heer en aan de ontmoeting met Hem.” [Soerah al-Kahf [18:105]

Daarbij inbegrepen is de ontkenning van Zijn ayah: “Heerser op de Dag des Oordeels.” [Soerah al-Faatiha [1:4]

En zijn ayah: “Geeft bijdragen van wat Wij jullie voor jullie levensonderhoud gegeven hebben voordat er een dag komt waarop er geen handel, geen vriendschap en geen voorspraak is.” [Soerah al-Baqarah [2:254]

En Zijn ayah: “…behalve zij die van de waarheid getuigen terwijl zij het kennen.” [Soerah az- Zukhroef [43:86]

[110] Zij vermoorde die mensen die aanspoorden tot gerechtigheid en eerlijkheid.
42

[111] Zij geloofden in al-Djibt en at-Taghoet (valse goden en godsdiensten).43

[112] Zij gaven de voorkeur aan de godsdienst van de polytheïsten boven de godsdienst van de Moeslimien.

[113] Zij bedekten de waarheid met de leugen.

[114] Zij verborgen de waarheid, terwijl zij het volledig kenden.
44

[115] Zij maakten zich schuldig aan de basis principe van dwaling, en dat is over Allaah te praten zonder kennis.45

42Dit geldt ook voor de eerste profeten, waarvan de mensen uit de Tijd van Onwetendheid gewoon waren ze te doden, in plaats van hun oproep te accepteren. Allaah zegt (gericht aan de Joden): “…Waarom hebben jullie dan vroeger de profeten van Allaah gedood, als jullie gelovig zijn?” [Soerah al-Baqarah [2:91]

43
Hierover zegt Allaah: “Heb jij hen niet gezien aan wie een deel van het boek gegeven is, dat zij geloof hechten aan de Djibt en de Taghoet en over hen die ongelovig zijn zeggen: ‘Dezen volgen een betere weg dan zij die geloven.’” [Soerah an-Nisaa-e [4:51] Deze ayah staat in verband met de Joden en Christenen die in al-Djibt en at-Taghoet geloofden. Al-Djibt in zijn oorsprong verwijst naar een afgod(sbeeld), het wordt dus gebruikt voor alles dat aanbeden wordt naast Allaah. At-Taghoet gaat op voor iedere leugenachtigheid dat voortkomt uit hetgeen aanbeden wordt naast Allaah.

44
Over deze laatste twee aspecten zegt Allaah: “Omkleedt de waarheid niet met onzin en verbergt haar niet, terwijl jullie het weten.” [Soerah al-Baqarah [2:42]

45 Allaah zegt: “Zeg: ‘Mijn Heer heeft slechts de gruwelijkheden verboden, de uiterlijke en de innerlijke, en de zonde en de onterechte aanmatiging en dat jullie aan Allaah metgezellen toevoegen, iets waarvoor Hij geen machtiging heeft neergezonden, en dat jullie over Allaah zeggen waar jullie geen kennis van hebben.”

[116] Zij verkeerden in duidelijke contradictie wanneer zij ervoor kozen geen geloof te hechten aan de waarheid, zoals Allaah zegt: “Maar nee, zij hebben de waarheid geloochend toen die tot hen kwam. Zij verkeren dus in een verwarde toestand.” [Soerah Qaaf [50:5]

[117] Zij geloofden in sommige gedeelten van de openbaring terwijl zij anderen delen verwerpen.
46

[118] Zij maakten onderscheid tussen de boodschappers.47

[119] Zij bekritiseerden en daagden die dingen uit waar zij geen kennis van hadden.

[120] Zij beweerden de Salaf (oprechte voorgangers) te volgen, terwijl zij in feite openlijk dwars lagen en controversieel waren aan hen.

[121] Zij belemmerden iedereen die in Allaah gelooft van Zijn weg.

[122] Zij hielden van ongeloof en de ongelovigen.

[123] Zij waren gewoon te geloven in voortekenen. (Al-’Iyyaafah)

[124] Zij tekenden lijnen op de grond om zo toekomstige gebeurtenissen te voorspellen. (At-Tarq)

[125] Zij voorspelden aankomende gebeurtenissen aan de hand van vliegende vogels. (At-Tierah)
48

[126] Zij gaven toe aan voorspellingen en waarzeggerij. (Al-Kahaanah)

[127] Zij deden beroep op at-Taaghoet voor veroordeling.
49


[128] Zij haten het dat twee dienaren (van Allaah) met elkaar trouwen.50

46Hier zegt Allaah over: “…Of geloven jullie in een gedeelte van het boek en in een ander gedeelte niet?...” [Soerah al-Baqarah [2:85]

47
Dit betekent dat zij kozen wie zij mochten en verwierpen wie zij niet mochten, onderscheid makend tussen de profeten. Dit is ongeloof omdat geloof in de boodschappers inhoudt dat men in allemaal dient te geloven, zowel in hen die bij naam bekend zijn als zij die dat niet zijn. Allaah zegt: “De gezant (Muhammad) gelooft in wat van zijn Heer vandaan naar hem is neergezonden en de gelovigen ook; allen geloven in Allaah, in Zijn engelen, in Zijn boeken en in Zijn gezanten. Wij maken geen enkel onderscheid tussen Zijn gezanten.”

48Dit is een specifiek geval van een voorteken. Het woord al-‘Iyaafah is wat algemener en beslaat alle overige vormen van voortekenen, inclusief de voortekenen van bepaalde tijden of plaatsen van bepaalde gebeurtenissen. De ongelovigen hadden zelfs slechts voortekenen voor bepaalde mensen, zoals zij beweerden een slechte voorteken te hebben ontvangen van de profeet Saalih’: “Zij zeiden: ‘Wij zien in jou en wie met jou zijn een slecht voorteken.’…” [Soerah an-Naml [27:47]

49
Allaah zegt: “Heb jij hen niet gezien die beweren te geloven in wat naar jou is neergezonden en in wat er al voor jouw tijd is neergezonden, dat zij voor een uitspraak bij de Taghoet in beroep in beroep wensen te gaan, hoewel hun bevolen was daarin niet te geloven...” [Soerah an-Nisaa-e [4:60] En Hij zegt: “Is het dan de rechtspraktijk uit de Tijd van Onwetendheid die zij nastreven? Wie heeft een betere rechtspraktijk dan Allaah, voor mensen die overtuigd zijn?” [Soerah al-Maa’idah [5:50]

50 Trouwen behoort tot de Soennah van de profeten, zoals Allaah zegt: “Wij hebben al voor jouw tijd gezanten gezonden en Wij hebben hun echtgenotes en nageslacht gegeven.” [Soerah ar-Ra’ad [13:38]

En Allaah weet het best. Moge de vrede en zegeningen van Allaah op Muhammad, zijn familie en zijn discipelen (metgezellen) rusten.

bron: http://selefiedawah.nl/

0 reacties:

Een reactie posten

Live duroos